Niet-inheemse soorten Belgisch deel Noordzee en aanpalende estuaria
Warning: Deze pagina wordt niet langer bijgewerkt. Meer recente info is te vinden op http://www.vliz.be/niet-inheemse-soorten
Deze pagina's tonen een geactualiseerde lijst van de niet-'streek-eigen' mariene en kustgebonden soorten in het Belgische deel van de Noordzee en aanpalende estuaria.
Via de lijst kun je doorklikken naar fiches met uitgebreide informatie over de levenscyclus en ecologie van de soort, de wijze van introductie en verspreiding, mogelijke effecten of meetbare impact van de soort op het milieu en mogelijke maatregelen. Ook voor taxonomische informatie, foto's en relevante links kun je hier terecht.
De opmaak en actualisatie van deze lijst is mogelijk gemaakt dankzij de samenwerking met - en de expertise van - wetenschappers, samengebracht in het 'VLIZ Alien Species Consortium'.
Contents
Niet-inheemse soorten?
Wereldwijd hebben talrijke plant- en diersoorten met veel succes nieuwe leefgebieden gekoloniseerd. Niet-inheemse soorten komen ook voor in het mariene milieu, waarbij ze afkomstig zijn van over heel de wereld. En eenmaal een vreemde soort zich hier heeft gevestigd, is er meestal geen weg terug.
Het probleem van vreemde of niet-inheemse soorten is niet nieuw. In de geschiedenisboeken vinden we meldingen van vroege introducties. Maar voor een aantal soorten is het echter moeilijk te zeggen of ze nu al dan niet inheems zijn. Onze kennis reikt voor sommige groepen zeeorganismen immers niet ver terug in het verleden. Voor de studie van bepaalde vaak kleine organismen zijn onze kennis en onderzoekstechnieken namelijk onvoldoende…
Maar welke invloed hebben deze niet-inheemse soorten op hun omgeving? Hebben ze een effect op de mens of de economie? En hoe kan men de schade, aangebracht door niet-inheemse soorten, beperken?
Definities
- Dwaalgast
- Niet-inheemse soort of exoot
- Invasieve soort
- Cryptogene soort
- Nultijd of baseline
- Natuurlijke kolonisatie
- Antropogene introductie
Studiegebied
We geven een overzicht van alle reeds gekende niet-inheemse soorten voor de Belgische kuststrook, het Belgisch deel van de Noordzee, de Oostendse Spuikom en het Schelde-estuarium.
Lijst van niet-inheemse soorten
Hoewel we ernaar streven om een zo volledig mogelijke lijst van niet-inheemse soorten voor te stellen, is dit toch niet evident. Niet-inheemse soorten worden vaak per toeval ontdekt en sommige groepen zijn ook minder goed gekend, zoals bijvoorbeeld het plankton dat bestaat uit microscopisch kleine plantjes en diertjes. Daarbij komt nog dat niet-inheemse soorten soms moeilijk kunnen onderscheiden worden van de lokale soorten, wat kan leiden tot het verkeerdelijk benoemen van een niet-inheemse soort.
Wat vind je terug op deze lijst:
- alle reeds gekende niet-inheemse soorten die gevestigde populaties hebben in zoute en brakke milieu’s in de Belgische kuststrook, het Belgisch deel van de Noordzee, de Oostendse Spuikom of het Schelde-estuarium.
- als er een vermoeden is dat een cryptogene soort werd geïntroduceerd, werd deze ook aan de lijst toegevoegd
- soorten die – al dan niet opzettelijk – door de mens werden geïntroduceerd.
- vreemde soorten die langs onze kust werden gesignaleerd, maar waarvan we niet zeker weten of ze zich blijvend hebben gevestigd (= dwaalgasten)
- soorten die enkel in zoetwater voorkomen
- soorten die op een natuurlijke manier hun weg hebben gevonden naar de Belgische kustwateren.
Belgische beleidscontext
Naar schatting komen ongeveer 12.000 niet-inheemse soorten voor in Europa, waarvan 10 tot 15% als invasief beschouwd worden. De introductie en de verspreiding van niet-inheemse soorten wordt op supranationaal niveau reeds enige tijd onder de aandacht gebracht in globale verdragen en akkoorden, in Europese regelgeving alsook in regionale verdragen. Verder zijn ook een reeks specifieke richtlijnen en gedragscodes inzake de aanpak van niet-inheemse soorten beschikbaar. De belangrijkste wetgeving en beleidsinstrumenten die geldig zijn voor de situatie in het studiegebied zijn de Belgische Wet ter bescherming van het Mariene Milieu (MMM Wet, 1999), de Europese Verordening omtrent invasieve uitheemse soorten (Verordening (EG) nr. 1143/2014), de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRMS, 2008/56/EG, 2008) en de internationale IMO Ballastwater Conventie (2004).
Wet ter bescherming van het Mariene Milieu
In België is het door de Wet ter bescherming van het Mariene Milieu (Wet Mariene Milieu of MMM Wet, 1999) onder artikel 11 verboden niet-inheemse soorten te introduceren in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van Belgie. Opzettelijke en onopzettelijke introducties zijn ook verboden door het Koninklijk Besluit van 21 december 2001 inzake de soortenbescherming in de Belgische zeegebieden. Het Belgisch deel van de Noordzee (BNZ) wordt echter niet systematisch onderzocht op de aanwezigheid van niet-inheemse soorten. Toevallige vondsten en gerichte waarnemingen van niet-inheemse soorten in het BNZ, in de aanpalende estuaria en in de kustgebieden, worden door onderzoekers en door een netwerk van vrijwillige experten gemeld of gepubliceerd. Het ‘VLIZ alien species consortium’ verzamelt en beschrijft deze waarnemingen op een systematische manier zodat ze voor eindgebruikers (wetenschappers, beleidsmakers, geïnteresseerd publiek) beschikbaar zijn.
Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie
De EU Kaderrichtlijn Mariene Strategie (2008/56/EG) (KRMS) biedt een gezamenlijk Europees kader voor de bescherming en het behoud van het mariene milieu in de Europese lidstaten, met aandacht voor het vermijden van schade en het herstel van het milieu in het geval dat negatieve gevolgen opgetreden zijn. De richtlijn werd vertaald in Belgische wetgeving als het KB van 23 juni 2010 betreffende de mariene strategie voor de Belgische Zeegebieden. De KRMS heeft als doelstelling uiterlijk in 2020 de Goede Milieu Toestand (GMT) te bereiken in het mariene milieu. De aanwezigheid en introductie van niet-inheemse soorten worden specifiek behandeld in de bijlage I van deze richtlijn. De descriptor nr. 2 'Niet-inheemse soorten geïntroduceerd door menselijke activiteiten bevinden zich op een niveau dat niet schadelijk is voor het milieu’ is één van de elf generische kwalitatieve descriptoren die in beschouwing worden genomen voor het bepalen van de GMT. De verdere bepaling van criteria en indicatoren voor het definiëren en opvolgen van doelstellingen moet afgerond zijn in 2012, en staat momenteel ook in België nog ter discussie. In België kiest men voorlopig (augustus 2011) voor het opvolgen van nieuwe introducties van niet-inheemse soorten. Daarbij stelt de bevoegde dienst voor om de indicator voor het behalen van de GMT te omschrijven als 'Geen nieuwe antropogene introductie van niet-inheemse soorten macrofauna en macroflora (>1mm)'. Een voorbereidend technisch rapport (2010) door de Taakgroep van descriptor 2, brengt een aantal van de probleemstellingen voor het bepalen van deze gezamenlijke standaarden aan het licht. Een recent overzicht van beschikbare standaarden en methodes is beschikbaar in een technisch rapport in opdracht van de Europese Commissie (Joint Research Centre, 2011). De Commissie heeft op basis van de eerste wetenschappelijke adviezen, een beslissing gepubliceerd (COM 2010/477/EU) met verdere inhoudelijke bepalingen van de criteria en de methodologische standaarden in uitvoering van de KRMS en de bepaling van GMT in mariene wateren. De initiële beoordeling voor niet-inheemse soorten moet in 2012 gerealiseerd zijn, en vergt een analyse van de huidige milieutoestand (inclusief een inventaris van de temporele en ruimtelijke patronen in abundantie van niet-inheemse soorten) evenals een analyse van de dominante drukken en effecten verbonden aan de introductie van niet-inheemse soorten en translocaties.
IMO Ballastwater Conventie
Om de introductie van niet-inheemse soorten via de ballasttanken van schepen tegen te gaan, verplicht de Ballastwater Conventie (2004) schepen om een ‘Ballast Water and Sediment Management Plan’ op te stellen en een ‘Ballast Water Record Book’ aan boord te hebben waarin alle ballastoperaties worden bijgehouden. Daarnaast dient het beheer van het ballastwater te gebeuren volgens standaardprocedures (zie website IMO). In afwachting van de ratificatie van deze conventie wordt door de OSPAR Commissie aanbevolen om bepaalde maatregelen met betrekking tot het ballastwater van schepen reeds op een vrijwillige basis na te leven (OSPAR general guidance 07/2010). Voorafgaand aan de IMO Ballastwater Conventie gaf de IMO resolutie (A.868(20)) uit 1997 richtlijnen voor de controle en behandeling van ballastwater teneinde de overdracht van schadelijke organismen te beperken. Andere relevante internationale initiatieven die zich buigen over de rol van de scheepvaart als vector voor de introductie van niet-inheemse soorten zijn de ICES (International Council for the Exploration of the Sea) werkgroepen voor het bestuderen van biologische invasies en niet-inheemse soorten: de ICES/IOC/IMO Working Group on Ballast and Other Ship Vectors (WGBOSV, zie verslag 2011) en de Working Group on Introduction and transfers of Marine Organisms (WGITMO, zie verslag 2011). In 2005 publiceerde ICES een nieuwe versie van de ‘Code of Practice’ (goede praktijken) uit 1995 over de introductie en de transfer van mariene organismen.
Ongewenste gasten
Niet-inheemse soorten worden vaak geassocieerd met negatieve effecten voor de lokale biodiversiteit en ecosysteemfuncties. Niet alle exoten hebben een aantoonbare impact op andere soorten of habitats in hun nieuwe milieu. Voor een minderheid is het invasief karakter echter van een dergelijke aard dat ze een probleem stellen voor de lokale biodiversiteitsdoelstellingen, de economie of de volksgezondheid, of de ecosysteemdiensten in het gedrag brengen. Naar schatting vormt ongeveer 10 tot 15% een gevaar voor de Europese biodiversiteit (EU, 2010). Deze invasieve niet-inheemse soorten (Invasive Alien Species of IAS) worden wereldwijd beschouwd als de tweede belangrijkste oorzaak van het verlies aan biodiversiteit (na de directe vernietiging van habitats) (EC, 2008). Het is voor het beleid belangrijk prioritaire aandacht te richten op deze invasieve exoten, en concrete beheersmaatregelen te treffen daar waar dringend en noodzakelijk. Op deze manier kunnen de beheersmaatregelen en de (beperkte) middelen optimaal aangewend worden. Voor België stelde het Belgisch forum over invasieve soorten een ISEIA-protocol (Invasive Species Environmental Impact Assessment, Branquart (Ed.) 2009) op. Met dit protocol worden potentieel inwijkende exoten preventief gescreend op basis van een aantal criteria om hun invasieve karakter, hun impact op het leefmilieu of de volksgezondheid, en dus de eventuele noodzaak voor een ‘snelle respons’ te bepalen. De screening aan de hand van dit protocol leidt tot een soortenlijst met verschillende categorieën: een zwarte lijst, een bewakingslijst en een alarmlijst (http://ias.biodiversity.be/). Voor de mariene omgeving werd deze screening voorlopig nog niet uitgevoerd. De best beschikbare informatie met betrekking tot potentiële schadelijke effecten in het mariene milieu van het BNZ, de getijgebonden delen van de IJzer en de Schelde is momenteel samengevat in de soortenfiches die te raadplegen zijn via de soortenlijst van het VLIZ alien species consortium. Daarnaast is het belangrijk te blijven inzetten op de reeds bestaande algemeen preventieve maatregelen om schadelijke gevolgen van invasieve niet-inheemse soorten te vermijden. Voor het behalen van de Goede Milieu Toestand in 2020, zoals vastgelegd in de KRMS, is een systematische monitoring en gericht onderzoek nodig.
Verordening omtrent invasieve uitheemse soorten
De Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten is op 1 januari 2015 in werking getreden. De verordening gaat uit van een hiërarchische aanpak op 3 niveaus (preventie; vroegtijdige detectie en snelle uitroeiing; beheer van de wijdverspreide invasieve soorten), en is van toepassing op zowel terrestrische, aquatische als mariene soorten.
In het kader van deze verordening wordt een Unielijst van prioritaire soorten opgesteld. Eén van de voorwaarden voor het opnemen van uitheemse soorten in deze lijst is dat een gecoördineerde Europees actie verantwoord is en het mogelijk zal maken om de nadelige gevolgen voor de biodiversiteit, de menselijke gezondheid en de economie te voorkomen of te beperken. Deze lijst zal vooral soorten bevatten die nog weinig verspreid zijn op het Europese grondgebied. Een eerste voorstel voor de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten zal uiterlijk op 1 januari 2016 ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Comité dat is samengesteld uit experts uit de Lidstaten. Optioneel kunnen ook nationale en regionale lijst opgesteld worden.
Op nationaal niveau moet een mechanisme voor toezicht, vroegtijdige detectie, uitroeiing of indamming worden ingevoerd om op passende wijze te kunnen optreden met het oog op de detectie van de introductie van deze voor de Unie zorgwekkende uitheemse soorten, de uitroeiing ervan of de beperking van de verspreiding ervan indien ze reeds wijdverspreid zijn op het grondgebied.
Er wordt tevens een globale juridische verbodsregeling uitgewerkt alsook een afwijkingsmechanisme op de verbodsbepalingen voorzien onder de vorm van vergunningen.
Op nationaal niveau heeft de IAS (invasive alien species)-werkgroep in januari 2014 het mandaat gekregen om de juridische, wetenschappelijke en financiële gevolgen van de verordening te analyseren. Deze werkgroep adviseerde de opmaak van een samenwerkingsakkoord in het kader van de bepalingen die gemengde bevoegdheden omvatten, teneinde de juridische en wetenschappelijke coherentie op Belgisch niveau te garanderen. Tevens werd de oprichting van een formeel wetenschappelijk comité op Belgisch niveau geadviseerd, waar de wetenschappelijke expertise in verband met invasieve uitheemse soorten zal worden gecentraliseerd, gecoördineerd en openbaar gemaakt.
VLIZ Alien Species Consortium
Dit project werd gerealiseerd door het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) in consortium met andere instituten.