Oesterpark Royon-Hertoghe
|
Oesterpark "Royon-Hertoghe & Cie" (ca.1866-ca.1895)
|
Hedendaagse kaart van Oostende, met de ligging van het voormalige oesterpark van “Royon-Hertoghe & Cie”
|
- Opvolger van oesterpark "Royon-Bettger & Cie"
Het oesterpark "Royon-Hertoghe & Cie" was een verderzetting van de onderneming "Royon-Bettger & Cie" die reeds in 1856 door Louis Royon en de Keulse handelaar Gustave Bettger in Oostende in het leven geroepen was.[1] De samenwerking tussen deze twee ondernemers liep echter algauw spaak. In 1860-1861 kwamen beide immers tegenover elkaar te staan in de rechtbank, nadat de Duitse firma "Bettger & Cie" een proces aangespannen had tegen een coalitie van zes Oostendse oesterparken, waaronder "Royon-Bettger & Cie" zelf.[2] Een misverstand over de kwaliteit, grootte en prijs van een zending oesters voor Keulen bracht uiteindelijk definitief een einde aan de vennootschap tussen Bettger en Royon. Bij akte van 4 januari 1865 werd de maatschappij opgedoekt. Het jaar erop, op 10 augustus 1866, verkocht Bettger zijn één derde eigendomsaandeel in de oesterput aan de Brugse advocaat Charles Meynne. Deze laatste veroverde ook één zesde van het aandeel van Louis Royon, waardoor Meynne en Royon vanaf dan elk de helft van de oesterput bezaten. Het hotel-restaurant “Pavillon du Rhin” bleef echter wel volledig in handen van de familie Royon-Hertoghe. Op 18 augustus 1866 liet Bettger zijn aandeel in het complex immers over aan Royon.[3] Niet veel later, op 18 oktober 1866 overleed Louis Antoine Royon te Mariakerke. Het “Pavillon du Rhin” kwam volledig in handen van zijn erfgenamen, de oesterput slechts deels. De effectieve uitbating van het park, nu met de naam "Royon-Hertoghe & Cie", gebeurde echter wel door Michel Halewyck, echtgenoot van Eugénie Royon en dus de schoonzoon van Louis.[1] Het bedrijf "Royon-Hertoghe & Cie" hield zich, naast het uitbaten van het hotel-restaurant "Pavillon du Rhin" en het exploiteren van de bijhorende oesterput, blijkbaar nog met andere zaken bezig. De firma dreef blijkbaar ook handel in gedroogd fruit, ijs en allerlei vissoorten, en moet ook een bijhuis gehad hebben te Londen.[1]
In 1877 kwam het tot een proces tussen Charles Meynne en de erfgenamen van Royon aan de ene kant, en de Belgische staat aan de andere kant. Vanaf het begin van de jaren 1870 was de overheid immers bezig met de verkoop van hun domeinen aan het Oostendse westerstrand. De uitbaters van de hotels en restaurants die daar reeds gevestigd waren, kregen als eerste de kans om deze terreinen te kopen. De eigenaars van het "Pavillon du Rhin" en de oesterput "Royon-Hertoghe & Cie" slaagden er echter niet in om tot een overeenkomst te komen met de Belgische staat, noch op vlak van gewenste oppervlakte, noch op vlak van prijs. Om de staat toch tot een verkoop te dwingen, daagden de Royons en Meynne deze voor de rechtbank.[3] Het bleek het begin van een langdurig proces, waaraan pas in 1883 een einde kwam. Na heel wat discussies werd op 16 oktober van dat jaar immers een voorlopige conventie opgesteld, waarin overeengekomen werd dat het terrein met een oppervlakte van 5.441,92 m² voor een som van 150.00 frank overgelaten werd aan de familie Royon en Charles Meynne. [4] Op 16 oktober 1884 werd de definitieve verkoopakte voor notaris Serruys ondertekend.[5]
Rond 1889 moet het "Pavillon du Rhin" blijkbaar over zijn hoogtepunt heen geweest zijn. Het hotel-restaurant was het allerlaatste restant van de vroeg-toeristische periode van de Oostendse Zeedijk en moest - net zoals verschillende etablissementen dat voordien reeds moesten doen - plaats maken voor moderne Belle Epoque-constructies. Volgens een artikel in de krant L’Echo d’Ostende op 13 oktober 1889 was het verdwijnen van het complex dan ook een ‘uitgemaakte zaak’.[6] Drie jaar later bleek deze voorspelling uit te komen. Op 16 mei 1892 werden volgens deze zelfde krant alle meubelen en huisraad van het voormalige hotel verkocht, een week later was het de beurt aan de collectie wijnen en sterke dranken.[7] Op 10 augustus 1892 werd tenslotte het gebouw publiek verkocht voor afbraak.[8] De oesterputten zelf werden in 1893 door Alfred Royon verkocht aan Michel Halewyck. Lang zouden ze echter niet in zijn bezit blijven. Koning Leopold II had immers zijn oog laten vallen op dit gebied, om de uitbreiding van zijn koninklijke villa, die reeds de aanpalende gebieden in beslag nam, mogelijk te maken. Na verschillende onderhandelingen werd op 15 januari 1895 de prijs van 610.00 frank overeengekomen voor het domein.[1] Op 31 maart 1898 werd de hele inboedel van het park verkocht en op 1 mei 1898 wist L’Echo d’Ostende te melden dat de oesterput definitief vernietigd was.[9][10] De koning kon zijn villa bouwen en Michel Halewyck verhuisde naar Nieuwpoort, waar hij het oesterkweekbedrijf "N.V. Les Produits Maritimes" startte.[11]
Referenties
- ↑ 1.0 1.1 1.2 1.3 Halewyck, R.; Hostyn, N. (1978). Oostends oesterboek: historiek van de Oostendse oesterteelt vanaf de 18e eeuw tot op heden. Oostendse Heem- en Geschiedkundige Kring "De Plate": Oostende. 68, 34 pl. pp.
- ↑ Handschriftencollectie UGent - Documenten Betreffende Oostende: Lauwers, J.B., Jugements prononcés par le tribunal de commerce d'Ostende, Gent, 1861.
- ↑ 3.0 3.1 Farasyn, D. (2001). Historiek van de eerste gebouwen langs de Oostendse zeedijk 1830-1878. Tweede uitgave. Oostendse Heem- en Geschiedkundige Kring "De Plate": Oostende. 88 pp.
- ↑ Voor details omtrent deze zaak: Verslag Kamer Van Volksvertegenwoordigers, zitting 20 juni 1877 en Verslag Kamer Van Volksvertegenwoordigers, zitting 18 maart 1884.
- ↑ L’Echo d’Ostende, 31 juli 1892.
- ↑ L’Echo d’Ostende, 13 oktober 1889.
- ↑ L’Echo d’Ostende, 8 mei 1892.
- ↑ L’Echo d’Ostende, 31 juli 1892.
- ↑ L’Echo d’Ostende, 27 maart 1898.
- ↑ L’Echo d’Ostende, 1 mei 1898.
- ↑ Beun, J. (1988). Oester- en kreeftenkwekerijen te Nieuwpoort Bachten de Kupe 30(2): 45-51.
Meer weten
- Beun, J. (1988). Oester- en kreeftenkwekerijen te Nieuwpoort Bachten de Kupe 30(2): 45-51.
- Bochart, Eug. (1859). Ostende ancien et nouveau. Dictionnaire historique des rues, places, monuments, promenades, etc. précédé d'un résumé historique de la ville et d'un guide spécial à l'usage des bains de mer, etc. Chez l'Auteur: Bruxelles. 141 pp.
- De Vent, G. (1991). Zee en duinen: kusttoerisme in de 19-de eeuw. Marc Van de Wiele: Brugge. ISBN 90-6966-084-9. 248 pp.
- Farasyn, D. (2001). Historiek van de eerste gebouwen langs de Oostendse zeedijk 1830-1878. Tweede uitgave. Oostendse Heem- en Geschiedkundige Kring "De Plate": Oostende. 88 pp.
- Halewyck, R.; Hostyn, N. (1978). Oostends oesterboek: historiek van de Oostendse oesterteelt vanaf de 18e eeuw tot op heden. Oostendse Heem- en Geschiedkundige Kring "De Plate": Oostende. 68, 34 pl. pp.
- Van Beneden, P.-J.; Van Iseghem, J. (1866). Rapport sur les parcs aux huîtres, à Ostende, in: (1866). Rapport de la Commission chargée de faire une enquête sur la situation de la pêche maritime en Belgique. pp. 61-64.
- Feuille d’Ostende, 29 januari 1857.
- L’Echo d’Ostende, 13 oktober 1889.
- L’Echo d’Ostende, 8 mei 1892.
- L’Echo d’Ostende, 31 juli 1892.
- L’Echo d’Ostende, 27 maart 1898.
- L’Echo d’Ostende, 1 mei 1898.
- Verslag Kamer Van Volksvertegenwoordigers, zitting 20 juni 1877.
- Verslag Kamer Van Volksvertegenwoordigers, zitting 18 maart 1884.
- Handschriftencollectie UGent - Documenten Betreffende Oostende: Lauwers, J.B., Jugements prononcés par le tribunal de commerce d'Ostende, Gent, 1861.
- Stadsarchief Oostende, Briefwisseling en plannen diverse concessies oesterputten (archiefbestanddeel van 1856 tot 1939).
- Stadsarchief Oostende, Briefwisseling en plan concessie oesterputten Royon – Hertoghe (archiefbestanddeel van 1872 tot 1883).