Amerikaanse boormossel
Amerikaanse boormossel
De Amerikaanse boormossel Petricola pholadiformis kwam oorspronkelijk enkel langs de oostkust van Noord-Amerika voor, maar werd omstreeks 1890 naar Europa gebracht (Engeland) samen met het transport van Amerikaanse kweekoesters Crassostrea virginica. De planktonische larven van de boormossel konden vervolgens de rest van Europa bereiken door mee te liften in zeestromingen. De soort werd voor het eerst in Belgische wateren waargenomen in Nieuwpoort in 1899. Nu leeft de soort vooral ter hoogte van onze Oost- en Middenkust. Deze tweekleppige boort gangen in turf- en veenblokken, hout, harde klei en kalksteen. In aanspoelende veenblokken zijn vaak levende individuen terug te vinden. Lege schelpen spoelen vaak aan op onze stranden.
|
Contents
- 1 Wetenschappelijke naam
- 2 Oorspronkelijke verspreiding
- 3 Eerste waarneming in België
- 4 Verspreiding in België
- 5 Verspreiding in onze buurlanden
- 6 Wijze van introductie
- 7 Redenen waarom deze soort zo succesrijk is in onze contreien
- 8 Factoren die de verspreiding beïnvloeden
- 9 Effecten of potentiële effecten en maatregelen
- 10 Specifieke kenmerken
- 11 Weetjes
- 12 Geraadpleegde bronnen
Wetenschappelijke naam
Petricola pholadiformis (Lamarck, 1818)
Oorspronkelijke verspreiding
De Amerikaanse boormossel was oorspronkelijk enkel gevestigd langs de Oostkust van Amerika: van de Golf van St-Lawrence in Canada tot in de Golf van Mexico [1][1].Deze soort boort zich een gang in turf- en veenlagen, hout, harde klei en kalksteen, waar het de rest van zijn leven in verblijft. Jonge individuen worden ook wel eens tussen mosselbanken waargenomen. Hun woongebied strekt zich uit vanaf de uiterste laagwaterlijn tot midden in het zeewaarts gelegen getijdengebied [2,3][2][3].
Eerste waarneming in België
In 1899 werd in Nieuwpoort de Amerikaanse boormossel voor het eerst waargenomen [4] [4]. Kort daarna werd nog melding gemaakt van de soort, namelijk in 1900 en 1901 in Koksijde en Wenduine en in 1902 verspreid tussen Klemskerke en Blankenberge [5,6] [5][6].
Verspreiding in België
Sinds 1901 wordt de Amerikaanse boormossel als een algemene soort voor onze kust beschouwd [6][6]. Een studie van de klei- en turfbanken te Raversijde (Oostende) wees uit dat de Amerikaanse boormossel er veel voorkwam in de eerste helft van de 20ste eeuw [7] [7] en ook meer recente studies bevestigen het succes van deze tweekleppige boorder in onze kuststreek [8][8].Gegevens van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO - Visserij) tonen aan dat de Amerikaanse boormossel vooral wordt aangetroffen in de kustzone van het Belgisch deel van de Noordzee, meerbepaald in het oostelijke deel - van Zeebrugge tot aan de Scheldemonding - in de nabijheid van oude of nieuwe loswallen. Onderzoekers van het ILVO - Visserij stelden wel vast dat het voorkomen van de soort vanaf de jaren 1990 vanuit Zeebrugge meer opschuift naar het oosten toe, waarbij de grootste aantallen gevonden worden nabij de Scheldemonding. Eind de jaren 1980 werd de soort nog sporadisch waargenomen langs de westelijke kustzone, maar in de daaropvolgende jaren werden geen waarnemingen meer gedaan… [9][9]
Verspreiding in onze buurlanden
TEKST
Wijze van introductie
TEKST
Redenen waarom deze soort zo succesrijk is in onze contreien
TEKST
Factoren die de verspreiding beïnvloeden
TEKST
Effecten of potentiële effecten en maatregelen
TEKST
Specifieke kenmerken
TEKST
Weetjes
TITEL
TEKST
Geraadpleegde bronnen
- ↑ Cohen, A.N.; Carlton, J.T. (1995). Nonindigenous aquatic species in a United States estuary: a case study of the biological invasions of the San Francisco Bay and delta. NOAA: USA. 251 pp. details
- ↑ van Benthem Jutting, T. (1943). Mollusca(I) C. Lamellibranchia. Fauna van Nederland, 12. A.W. Sijthoff: Leiden, The Netherlands. 477 pp. details
- ↑ Wouters, D. (1993). 100 jaar na de invasie van de Amerikaanse boormossel: de relatie Petricola pholadiformis Lamarck, 1818 / Barnea candida Linnaeus, 1758. De Strandvlo 13(1): 3-39. details
- ↑ Loppens, K. (1902). Petricola pholadiformis L. Bull. Soc. Malac. Belgique XXXVII: XLI-XLII. details
- ↑ Dupuis, P.; Putzeys, S. (1902). Note concernant la découverte du Petricola pholadiformis en Belgique. Ann. Soc. Roy. Zool. Bel. 37: 4. details
- ↑ 6.0 6.1 Schouteden, H. (1907). Distribution géographique actuelle de Petricola pholadiformis en Europe Ann. Soc. R. Zool. Malacol. Bel. 42: 64-66. details Cite error: Invalid
<ref>
tag; name "6a" defined multiple times with different content - ↑ Jocqué, R.; van Damme, D. (1971). Inleidende oecologische studie van klei- en turfbanken in de getijdenzone te Raversijde (België). Biol. Jb. Dodonaea 39: 157-190. [details http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=3427]
- ↑ Degraer, S.; Wittoeck, J.; Appeltans, W.; Cooreman, K.; Deprez, T.; Hillewaert, H.; Hostens, K.; Mees, J.; Vanden Berghe, E.; Vincx, M. (2006). De macrobenthosatlas van het Belgisch deel van de Noordzee. Federaal Wetenschapsbeleid: Brussel, Belgium. ISBN 90-810081-5-3. 164, photographs, 1 cd-rom pp. details
- ↑ Groep Biologische Milieumonitoring van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek, Onderzoeksdomein Visserij (ILVO - Visserij). Ongepubliceerde data, geanalyseerd in functie van monitoringsopdrachten voor de Federale Overheid (FOD Economie, in kader van zandwinning) en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - Administratie Waterwegen en Zeewezen - Afdeling Maritieme Toegang (in kader van baggerwerken en loswallen).