Drietakkig donswier
Drietakkig donswier
Het oorsprongsgebied van het drietakkig donswier Antithamnionella ternifolia is eerder onduidelijk, hoewel er vermoedens zijn dat dit roodwier afkomstig is uit de zuidelijke hemisfeer. Dit niet-inheemse roodwier zou in Europese wateren terechtgekomen zijn – en er zich verder verspreid hebben – door zich vast te hechten op scheepsrompen en touwen. Het drietakkig donswier werd in 1970 voor de eerste keer waargenomen in België in de Oostendse Spuikom. De soort groeit op vrijwel elk type hard substraat en plant zich snel voort, twee factoren die bijdragen tot zijn succes.
|
Contents
- 1 Wetenschappelijke naam
- 2 Oorspronkelijke verspreiding
- 3 Eerste waarneming in België
- 4 Verspreiding in België
- 5 Verspreiding in onze buurlanden
- 6 Wijze van introductie
- 7 Redenen waarom deze soort zo succesrijk is in onze contreien
- 8 Factoren die de verspreiding beïnvloeden
- 9 Effecten of potentiële effecten en maatregelen
- 10 Specifieke kenmerken
- 11 Weetjes
- 12 Geraadpleegde bronnen
Wetenschappelijke naam
Antithamnionella ternifolia (J.D.Hooker & Harvey) Lyle, 1922
Oorspronkelijke verspreiding
De plaats van herkomst van het drietakkig donswier is onduidelijk [1] (Maggs & Stegenga 1999), al is het roodwier waarschijnlijk afkomstig uit de zuidelijke hemisfeer [2][3] (Eno et al. 1997, Heytens et al. 2007). Het is in elk geval een complexe situatie, omwille van het feit dat een aantal sterk op elkaar lijkende soorten en waarschijnlijk aan elkaar verwante soorten in verschillende delen van de wereld aanwezig zijn [1] (Maggs & Stegenga 1999). Dit niet-inheemse roodwier groeit op tal van substraten gaande van algen, stenen tot artificieel materiaal zoals pontons en boeien. Ze komen voor tot een diepte van 25 meter en dit zowel in beschutte als blootgestelde omgevingen [4] (Maggs & Hommersand 1993).
Eerste waarneming in België
In 1970 werd het drietakkig donswier voor het eerst waargenomen in de Spuikom van Oostende, onder de naam Antithamnion sarmiense. Het was er vastgehecht aan een zogeheten Japanse mand, die gebruikt werd voor experimenten in verband met het kweken van oesters [5] (Leloup 1973).
Verspreiding in België
TEKST
Verspreiding in onze buurlanden
TEKST
Wijze van introductie
TEKST
Redenen waarom deze soort zo succesrijk is in onze contreien
TEKST
Factoren die de verspreiding beïnvloeden
TEKST
Effecten of potentiële effecten en maatregelen
TEKST
Specifieke kenmerken
TEKST
Weetjes
TITEL
TEKST
Geraadpleegde bronnen
- ↑ 1.0 1.1 Maggs, C.A.; Stegenga, H. (1999). Red algal exotics on North Sea coasts. Helgol. Meeresunters. 52: 243-258. details Cite error: Invalid
<ref>
tag; name "maggs" defined multiple times with different content - ↑ Eno, N.C.; Clark, R.A.; Sanderson, W.G. (Ed.) (1997). Non-native marine species in British waters: a review and directory. Joint Nature Conservation Committee: Peterborough, UK. ISBN 1-86107-442-5. 152 pp. details
- ↑ Heytens, M.; De Clerck, O.; Coppejans, E. (2007). Studie van macrowiergemeenschappen van de Spuikom van Oostende in functie van de Kaderrichtlijn water. Universiteit Gent, Vakgroep Biologie, Afdeling Algologie: Gent, Belgium. 65 pp. details
- ↑ Maggs, C.A.; Hommersand, M.H. (1993). Seaweeds of the British Isles: Volume 1 Rhodophyta, Part 3A. Ceramiales. Natural History Museum: London, UK. ISBN 1-898298-81-5. 444 pp. details
- ↑ Leloup, E. (1973). Recherches sur l'ostréiculture dans le bassin de chasse d'Ostende en 1970 et 1971. Med. K. Belg. Inst. Nat. Wet. 49(10): 1-23. details