Oesterpark Pollet
Na het vervallen van het monopolie op de oesterkweek van de firma “Clays & Cie” in 1780, lieten nieuwe initiatieven niet lang op zich wachten. Naast de Gentse handelaar Judocus Clemmen, veroverde ook de Blankenbergse burgemeester Pieter Pollet in 1780 een stukje grond in de Oostendse Sint-Catharinapolder om van start te gaan met een oesterkwekerij. De vrijstelling van tol op de import en export van oesters die “Clays & Cie” bekomen had, werd ook verleend aan deze firma.[1]
Bij de oesterput hoorden drie diensgebouwtjes. Het verse water voor de kwekerij werd aangevoerd uit de Gouwelozekreek via een kanaaltje met sluisdeuren.[2] Na de dood van Pieter Pollet werd de zaak voortgezet door zijn weduwe.[3] De oesterput van Pollet werd, net als die van Clemmen, rond 1805 onteigend door de Franse overheersers, om de bouw van een jachtsluis mogelijk te maken.[2] Op 10 april 1806 werden de putten en alle materiaal van de oesterkwekerij openbaar verkocht in Oostende.[3]
References
- ↑ Desmedt, H. (1951). De oesterbanken van Oostende: een voorbeeld van economische interventie-politiek in de XVIIIe eeuw Rev. Belge Philol. Hist. 29(2-3): 496-512.
- ↑ 2.0 2.1 Halewyck, R.; Hostyn, N. (1978). Oostends oesterboek: historiek van de Oostendse oesterteelt vanaf de 18e eeuw tot op heden. Oostendse Heem- en Geschiedkundige Kring "De Plate": Oostende. 68, 34 pl. pp.
- ↑ 3.0 3.1 Hostyn, N. (1988). De oesterputten van Oostende in de 18e eeuw (III, slot) Het Visserijblad 1988(01/06/88): 49-50