Difference between revisions of "Oesterpark Stichert-Stracke"

From Coastal Wiki
Jump to: navigation, search
(Tweede oesterpark “Stichert-Stracké & Cie” (1896-ca. 1925))
(Tweede oesterpark “Stichert-Stracké & Cie” (1896-ca. 1925))
Line 64: Line 64:
  
  
Op 12 augustus 1920 bekwam de “Société Stracké et Rau” de hernieuwing van haar concessie voor de uitbating van de oesterkwekerij “Stichert-Stracké & Cie”. Deze vergunning stond trouwens nog steeds enkel op naam van August Stracké, en niet op die van Albert Rau.<ref name="Archief 1"/> Door de ouderdom en de oorlog was Stracké echter veel van zijn glans verloren en langzaamaan ontdeed hij zich van het grootste deel van zijn bezittingen. Rond mei 1925 verkocht Stracké zijn oesterpark<ref>[http://archiefbank.oostende.be/ArchiefOverzicht.aspx?id=E2.002%20&doc=128 Stadsarchief Oostende, Briefwisseling concessie oesterputten Rau René (archiefbestanddeel van 1925).]</ref> dan ook aan de firma [[Oesterpark Vermeersch|”A. Vermeersch & Cie”]], die vanaf ca. 1928 ook de oude kwekerij van [[Oesterpark Roger-Lohr|”Roger-Lohr”]] in handen kreeg.<ref>[http://god.biboostende.be/ViewDocument.asp?FTCID=13769 Le Carillon, 29 juni 1925.]</ref><ref>[http://god.biboostende.be/ViewDocument.asp?FTCID=14136 Le Carillon, 1 september 1928.]</ref> Misschien bleef de familie Rau ook tijdens deze periode betrokken bij de exploitatie van het oesterpark, want in de loop van de jaren 30 werden zij opnieuw vermeld als uitbaters van oude putten van [[Oesterpark Vermeersch|”A. Vermeersch & Cie”]].<ref>Zie bijvoorbeeld: [http://god.biboostende.be/ViewDocument.asp?FTCID=25228 Le Carillon, 30 november 1932.]</ref> Het park overleefde ook WO II en werd nadien samen met de oude bassins van [[Oesterpark Roger-Lohr|”Roger-Lohr”]] opgekocht door de firma [[Oesterparken Halewyck|”Halewyck & Cie”]]. Het complex bleef slechts tot in 1953 in gebruik als oesterput, maar werd wel tot in 1991 benut voor de kweek van kreeften.<ref>Interview Georges Halewyck, 16 maart 2012.</ref> De oude putten van "Stichert-Stracké & Cie" en [[Oesterpark Roger-Lohr|"Roger-Lohr"]] werden uiteindelijk in 1995, bijna 100 jaar na hun aanleg, gedempt.<ref>Gevaert, F., De metamorfose van de haven van Oostende (deel 9), De Plate 2006.</ref> In Oostende bestaat trouwens nog steeds een August Strackéstraat, genoemd naar de zakenman die “Stichert-Stracké & Cie” uitbouwde tot één van de belangrijkste Oostendse oesterkwekerijen van de Belle Epoque.
+
Op 12 augustus 1920 bekwam de “Société Stracké et Rau” de hernieuwing van haar concessie voor de uitbating van de oesterkwekerij “Stichert-Stracké & Cie”. Deze vergunning stond trouwens nog steeds enkel op naam van August Stracké, en niet op die van Albert Rau.<ref name="Archief 1"/> Door de ouderdom en de oorlog was Stracké echter veel van zijn glans verloren en langzaamaan ontdeed hij zich van het grootste deel van zijn bezittingen. Rond mei 1925 liet Stracké zijn oesterpark dan ook over aan Albert en René Rau<ref>[http://archiefbank.oostende.be/ArchiefOverzicht.aspx?id=E2.002%20&doc=128 Stadsarchief Oostende, Briefwisseling concessie oesterputten Rau René (archiefbestanddeel van 1925).]</ref><ref name="Billiet"/>, die echter een tijdelang een samenwerking aangingen met de firma [[Oesterpark Vermeersch|”A. Vermeersch & Cie”]] uit Brussel.<ref name="Halewyck"/> De oude putten van "Stichert-Stracké & Cie" zouden dan ook, net als die van [[Oesterpark Roger-Lohr|”Roger-Lohr”]] vanaf 1928, uitgebaat worden onder de naam [[Oesterpark Vermeersch|”A. Vermeersch & Cie”]].<ref>[http://god.biboostende.be/ViewDocument.asp?FTCID=13769 Le Carillon, 29 juni 1925.]</ref><ref>[http://god.biboostende.be/ViewDocument.asp?FTCID=14136 Le Carillon, 1 september 1928.]</ref> In de loop van de jaren 30 werd deze associatie vermoedelijk stopgezet, want verscheen in de lokale kranten reclame voor de putten van de [[Oesterpark Rau|'Grand Parcs Aux Huîtres et Homards "A. Rau et Fils"]], anciennement "A. Vermeersch & Cie".<ref>Zie bijvoorbeeld: [http://god.biboostende.be/ViewDocument.asp?FTCID=25228 Le Carillon, 30 november 1932.]</ref> Het park overleefde WO II en werd nadien samen met de oude bassins van [[Oesterpark Roger-Lohr|”Roger-Lohr”]] opgekocht door de firma [[Oesterparken Halewyck|”Halewyck & Cie”]]. Het complex bleef slechts tot in 1953 in gebruik als oesterput, maar werd wel tot in 1991 benut voor de kweek van kreeften.<ref>Interview Georges Halewyck, 16 maart 2012.</ref> De oude putten van "Stichert-Stracké & Cie" en [[Oesterpark Roger-Lohr|"Roger-Lohr"]] werden uiteindelijk in 1995, bijna 100 jaar na hun aanleg, gedempt.<ref>Gevaert, F., De metamorfose van de haven van Oostende (deel 9), De Plate 2006.</ref> In Oostende bestaat trouwens nog steeds een August Strackéstraat, genoemd naar de zakenman die “Stichert-Stracké & Cie” uitbouwde tot één van de belangrijkste Oostendse oesterkwekerijen van de Belle Epoque.
  
 
==Referenties==
 
==Referenties==

Revision as of 08:46, 4 June 2012

Oesterpark "Stichert-Stracké & Cie" (1887-ca. 1925)

Eerste oesterpark "Stichert-Stracké & Cie" (1887-ca. 1896)

Opvolger van oesterpark "Grand Aquarium"

De oesterkwekerij “Stichert-Stracké & Cie” was oorspronkelijk een verderzetting van het park “Grand Aquarium”, dat in 1862 door Charles Desmet geïnstalleerd was in de toen bestaande ‘Bassin de Chasse’ in Oostende.[1] In 1887 werd de kwekerij openbaar verkocht door de notaris Serruys in Oostende. Tijdens de eerste zitdag op 10 januari 1887 werd de verkoopprijs op 40.000 frank gebracht. De definitieve verkoop ging door op 24 januari 1887.[2][3] Het complex werd toen vermoedelijk gekocht door August Stracké en Max Stichert, die onder de naam “Stichert-Stracké & Cie” de oesterkwekerij verder openhielden. De concessie voor de huur van de terreinen waarop het park gevestigd was, bleef weliswaar tot 1895 op naam staan van de erfgenamen van Desmet.[1]


August Stracké was een Duitse ondernemer die reeds in 1862, op zestienjarige leeftijd, in Oostende verzeild was geraakt. Hij begon zijn carrière als kelner in het ‘Hôtel d’Allemagne’ in de toenmalige Polderstraat op het Hazegras, maar promoveerde algauw naar hogere posities. Begin februari 1869 werd hij eigenaar van het etablissement. Daarnaast kon Stracké onder andere ook de oprichting van een drukkerij, een brandweerbrigade en een eigen museum op zijn conto schrijven.[4] Dit “Musée Stracké” was een ‘natuurhistorische’ instelling waar een zeer bonte verzameling aan Congolese voorwerpen en opgezette dieren tentoongesteld werd. Het gebouw overleefde de Eerste Wereldoorlog helaas niet.[5] In 1887 besloot de energieke zakenman bovenop al deze bezigheden ook nog de uitbating van een oesterpark voor zijn rekening te nemen. Hiervoor werd hij wel bijgestaan door een andere ingeweken Duitser, Max Stichert. De producten van “Stichert-Stracké & Cie” moeten blijkbaar van hoogstaande kwaliteit geweest zijn, want op de ‘Exposition Universelle de Bordeaux’ in 1895 kregen de exploitanten een ereprijs voor hun werk.[4]


Toen duidelijk werd dat de ‘Bassin de Chasse’ zou moeten verdwijnen door de constructie van de handelsdokken in de Oostendse haven, moest ook “Stichert-Stracké & Cie”, net als de parken ”Desmet” en ”Roger-Lohr”, op zoek naar een nieuwe locatie.[6] Bij deze verhuis zouden de erfgenamen van Charles Desmet uiteindelijk ook hun grondconcessie overdragen aan Stichert en Stracké.[7] De oude gebouwen van "Stichert-Stracké & Cie" bleven tijdens de werken aan het nieuwe havengedeelte nog even bestaan en werden omgebouwd tot een kantine voor de werklui.[8]


Tweede oesterpark “Stichert-Stracké & Cie” (1896-ca. 1925)

Voorloper van oesterpark “Vermeersch & Cie”

<linkedimage> img_src=Image:33556.jpg img_width=500 img_alt=Oesterpark Stichert-Stracké met het lab van Gilson exlink=http://www.vliz.be/wetenschatten/beeldbank.php?album=2311&pic=33556

</linkedimage>


Op 9 april 1896 dienden Stichert en Stracké een aanvraag in voor de heropbouw van hun kwekerij op het gebied van de Mosselhoek, een voormalige visserswijk ten oosten van de haven. Eind 1896 waren de constructiewerken volop bezig. Het 39 are 1 centiare grote oesterpark kwam hier naast de putten van ”Desmet” en ”Roger-Lohr” te liggen, die trouwens exact dezelfde afmetingen hadden.[6]


Stichert en Stracké promootten hun firma niet enkel als een uitstekende oesterkwekerij, maar tevens als een toeristische attractie. Op reclameboodschappen werd duidelijk gemaakt dat ‘vreemdelingen’ met plezier toegelaten werden in het bedrijf en er was zelfs een reeks prentkaarten met afbeeldingen van het park beschikbaar. De oesters van “Stichert-Stracké & Cie” waren hoofdzakelijk afkomstig uit het Engelse Whitstable.[6] De zaak kende hoe langer hoe meer succes: waar Stichert en Stracké in hun begindagen zo’n half miljoen oesters per jaar exporteerden, was dit cijfer in 1914 gestegen tot bijna drie miljoen.[9] Andere bronnen spreken zelfs van jaren waarin het park meer dan 6 miljoen oesters uitvoerde. De kwekerij had ook zo'n elftal werknemers in vaste dienst.[10]


Na de dood van Max Stichert in november 1897[11] zette August Stracké de zaak alleen verder. In juli 1908 kreeg Stracké als uitbater echter het gezelschap van ene A. Jacoby en een Albert Rau.[12] Deze laatste was vermoedelijk familie van Strackés vrouw Anna Maria Rau en nam in de loop van de jaren een steeds belangrijkere plaats in bij de exploitatie van de kwekerij. De firma “Stichert-Stracké & Cie” werd ergens tussen 1908 en 1913 zelfs omgedoopt tot de “Société Stracké et Rau”, waarvan Albert Rau in 1913 als mede-bestuurder werd aangeduid.[13] De oesterkwekerij zelf bleef echter wel bestaan onder de naam “Stichert-Stracké & Cie”.[14]


In 1913 vroeg professor Gustave Gilson, de directeur van het Koninklijk Natuurhistorisch Museum te Brussel, de toestemming om op een terrein bij de oesterkwekerij “Stichert-Stracké & Cie” een marien onderzoekslaboratorium op te richten. Daar wou hij zich wijden aan de studie van de zee, maar wou hij ook, in samenwerking met de ‘Laboratoire du Service de Santé’, meer specifiek ingaan op vragen omtrent de zuivering van oesters.[1] In 1914 werd dit marien laboratorium effectief gesticht, maar het was geen lang leven beschoren. Tijdens WO I werden zowel de oesterkwekerij als het labo immers volledig vernietigd.[15][1]

<linkedimage> img_src=Image:33557.jpg img_width=300 img_alt=Oesterpark Stichert-Stracké met het lab van Gilson exlink=http://www.vliz.be/wetenschatten/beeldbank.php?album=2311&pic=33557

</linkedimage>

<linkedimage> img_src=Image:33558.jpg img_width=300 img_alt=Oesterpark Stichert-Stracké met het lab van Gilson exlink=http://www.vliz.be/wetenschatten/beeldbank.php?album=2311&pic=33558

</linkedimage>

<linkedimage> img_src=Image:33559.jpg img_width=300 img_alt=Oesterpark Stichert-Stracké met het lab van Gilson exlink=http://www.vliz.be/wetenschatten/beeldbank.php?album=2311&pic=33559

</linkedimage>


Op 12 augustus 1920 bekwam de “Société Stracké et Rau” de hernieuwing van haar concessie voor de uitbating van de oesterkwekerij “Stichert-Stracké & Cie”. Deze vergunning stond trouwens nog steeds enkel op naam van August Stracké, en niet op die van Albert Rau.[1] Door de ouderdom en de oorlog was Stracké echter veel van zijn glans verloren en langzaamaan ontdeed hij zich van het grootste deel van zijn bezittingen. Rond mei 1925 liet Stracké zijn oesterpark dan ook over aan Albert en René Rau[16][4], die echter een tijdelang een samenwerking aangingen met de firma ”A. Vermeersch & Cie” uit Brussel.[6] De oude putten van "Stichert-Stracké & Cie" zouden dan ook, net als die van ”Roger-Lohr” vanaf 1928, uitgebaat worden onder de naam ”A. Vermeersch & Cie”.[17][18] In de loop van de jaren 30 werd deze associatie vermoedelijk stopgezet, want verscheen in de lokale kranten reclame voor de putten van de 'Grand Parcs Aux Huîtres et Homards "A. Rau et Fils", anciennement "A. Vermeersch & Cie".[19] Het park overleefde WO II en werd nadien samen met de oude bassins van ”Roger-Lohr” opgekocht door de firma ”Halewyck & Cie”. Het complex bleef slechts tot in 1953 in gebruik als oesterput, maar werd wel tot in 1991 benut voor de kweek van kreeften.[20] De oude putten van "Stichert-Stracké & Cie" en "Roger-Lohr" werden uiteindelijk in 1995, bijna 100 jaar na hun aanleg, gedempt.[21] In Oostende bestaat trouwens nog steeds een August Strackéstraat, genoemd naar de zakenman die “Stichert-Stracké & Cie” uitbouwde tot één van de belangrijkste Oostendse oesterkwekerijen van de Belle Epoque.

Referenties

  1. 1.0 1.1 1.2 1.3 1.4 Stadsarchief Oostende, Briefwisseling en plannen diverse concessies oesterputten (archiefbestanddeel van 1856 tot 1939).
  2. L’Echo d’Ostende, 12 december 1886.
  3. L’Echo d’Ostende, 16 januari 1887.
  4. 4.0 4.1 4.2 Billiet, G. (1993). August Stracké, een levensschets De Plate 22(6-7-8): 163-197.
  5. Site Stad Oostende, Archief: digitaal artikel over August Stracké.
  6. 6.0 6.1 6.2 6.3 Halewyck, R.; Hostyn, N. (1978). Oostends oesterboek: historiek van de Oostendse oesterteelt vanaf de 18e eeuw tot op heden. Oostendse Heem- en Geschiedkundige Kring "De Plate": Oostende. 68, 34 pl. pp.
  7. Stadsarchief Oostende, Briefwisseling en plannen diverse concessies oesterputten (archiefbestanddeel van 1856 tot 1939).
  8. Le Carillon, 9 juni 1898.
  9. Billiet, G., August Stracké en zijn museum, p. 20-24, De Plate 1982.
  10. Le Carillon, 25 juni 1927.
  11. Le Carillon, 29 november 1897.
  12. L’Echo d’Ostende, 7 juli 1908.
  13. Le Carillon, 13 september 1913.
  14. Zie bijvoorbeeld: Le Littoral, 2 mei 1914. en Le Carillon, 29 juni 1925.
  15. Seys, J.; Lescrauwaet, A.-K.; Mees, J. (2009). De Belgische zeewetenschappen vroeger en nu De Grote Rede 25: 2-12
  16. Stadsarchief Oostende, Briefwisseling concessie oesterputten Rau René (archiefbestanddeel van 1925).
  17. Le Carillon, 29 juni 1925.
  18. Le Carillon, 1 september 1928.
  19. Zie bijvoorbeeld: Le Carillon, 30 november 1932.
  20. Interview Georges Halewyck, 16 maart 2012.
  21. Gevaert, F., De metamorfose van de haven van Oostende (deel 9), De Plate 2006.

Meer weten