Difference between revisions of "Oesterparken Halewyck"

From Coastal Wiki
Jump to: navigation, search
Line 22: Line 22:
  
 
==B. Situatie na WO II (ca. 1945-1973/1991)==
 
==B. Situatie na WO II (ca. 1945-1973/1991)==
 +
 +
==Referenties==
 +
<references/>
  
 
==Meer weten==
 
==Meer weten==

Revision as of 15:38, 21 May 2012

Oesterparken "Halewyck & Cie"(1931-1973)

Rond ca. 1931 liet Raoul Halewyck de oesterputten van de “N.V. Les Produits Maritimes” in Nieuwpoort over aan Adelson Fagnard, die ook de “N.V. Huîtrière et Viviers de Lombardsyde” in dezelfde stad uitbaatte. Halewyck zelf trok opnieuw richting Oostende, waar hij de firma “N.V. Huîtrière et Poissonnerie Réunies” uit de grond stampte. Algauw werd de naam van deze onderneming echter veranderd in “Huîtrières Halewyck & Cie”.[1]

A. Situatie voor WO II (1931-WO II)

Oesterput “Halewyck & Cie” in Oostende (1931-WO II)

In 1931 nam Raoul Halewyck de oesterput van de oude firma “Desmet” aan de Esplanadestraat in Oostende over. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd dit waterbassin zwaar en onherstelbaar beschadigd, waarna Halewyck zijn oesterkweek naar de naburige putten van de oude firma’s “Stichtert-Stracké” en ”Roger-Lohr” verhuisde.[1] De firma had voor WO II ook een depot gelegen op de hoek van de Marie-José-plaats en de Madridstraat, waar oesters en kreeften verkocht werden. [2][3] De oesters die hier gevet werden kwamen uit onder andere uit Portugal, maar vanaf 1935-1936 startte “Halewyck & Cie” ook met de invoer van de Amerikaanse ‘Bluepoint Oysters’. Deze oesters, afkomstig uit Long Island, werden verscheept in grote vaten van 300 kilogram, die na een 2 à 3 weken lange tocht aankwamen in Antwerpen. In de Oostendse oesterput konden de dieren bekomen van hun lange reis.[4]

”Halewyck & Cie” in de Spuikom (ca. 1934-WO II)

In 1934 begonnen “Halewyck & Cie” en enkele andere firma’s met proeven voor integrale oesterkweek in de Oostendse Spuikom. Deze integrale oesterkwekerij was iets nieuws, want tot nu toe hadden de Belgische oestertelers zich hoofdzakelijk bezig gehouden met het vetten en zuiveren van jonge Engelse oesters in het Belgische zeewater. Rond 1922 was echter een epidemie uitgebroken in de Engelse oesterkwekerijen, waardoor de bevoorrading van onze gebieden in gevaar kwam en duidelijk werd hoe handig het zou zijn om niet langer afhankelijk te zijn van buitenlandse oesterinvoer.[1] Vanaf 1933 liet de Bestendige Commissie voor Zeevis en Oestercultuur van de Belgische Regering dan ook testen uitvoeren om de geschiktheid van onze wateren voor de integrale oesterkweek vast te stellen. Gronden werden ter beschikking gesteld aan zij die de proeven wilden ondernemen.[5] In het kader van deze experimenten deponeerde Raoul Halewyck, samen met zijn medewerker Wandels, een kleine hoeveelheid volwassen oesters in het moeilijk verversbare water van de Spuikom. In tegenstelling tot wat men verwachte, bleken de oesters goed te aarden in deze omgeving: de dieren groeiden flink aan en plantten zich ook voort in het water. Dit oesterbroed bleek bovendien makkelijk vangbaar, waarna het op een geschikte ondergrond aangebracht werd en zich verder kon ontwikkelen. Deze eerste positieve resultaten zorgden algauw voor een schaalvergroting van de proefnemingen vanaf 1935.[1] De resultaten de twee daaropvolgende jaren vielen echter tegen. Onguur weer, de overdadige groei van zeegras, maar vooral de aanwezigheid van verschillende oesterkwekers in de Spuikom maakten de situatie moeilijk.[6] Elke teler hield er immers andere ideeën op na wat betreft technieken en volgde een ander schema voor waterverversing. De laatste gebeurde toen trouwens via de Noord-Ede, aangezien het beheer van de sluizen tot in de jaren 60 in handen van de overheid bleef.[4] In 1938 werd uiteindelijk beslist om de oesterkweek in de Spuikom volledig over te laten aan Raoul Halewyck. [1] De jaren daarop boekte hij hoopgevende resultaten en de eerste échte Oostendse oesters moesten rond 1940-1941 op het bord van de consumenten verschijnen.[5] De oorlog strooide echter roet in het eten, want in 1941 maakten de Duitse bezetters een einde aan alle oestercultuur in de Spuikom.[1]

Oesterput “Halewyck & Cie” in Zeebrugge (voor 1940-WO II)

Voor 1940 opende “Halewyck & Cie” ook een oester- en kreeftenput in Zeebrugge.

B. Situatie na WO II (ca. 1945-1973/1991)

Referenties

  1. 1.0 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 Halewyck, R.; Hostyn, N. (1978). Oostends oesterboek: historiek van de Oostendse oesterteelt vanaf de 18e eeuw tot op heden. Oostendse Heem- en Geschiedkundige Kring "De Plate": Oostende. 68, 34 pl. pp.
  2. [ ttp://god.biboostende.be/ViewDocument.asp?FTCID=31810 L’Echo d’Ostende, 15 oktober 1932.]
  3. [ http://god.biboostende.be/ViewDocument.asp?FTCID=28614 Le Littoral, 24 december 1932.]
  4. 4.0 4.1 Interview Georges Halewyck, 16 maart 2012.
  5. 5.0 5.1 Van De Walle, J. (1959). De oesterteelt aan de Belgische kust, in: West-Vlaanderen Werkt 1959(3): 94-97.
  6. [ http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=7684 Halewyck, R. (1939). Résultat des expériences de culture d'huîtres dans le Bassin de Chasse d'Ostende de 1936 à 1938, in: (1939). 2e Internationaal Congres van de Zee, Luik, 30-31 Juli en 1-2 Augustus 1939 = 2ième Congrès International de la Mer, Liège, 30-31 juillet et 1-2 août 1939. pp. 438-440.]

Meer weten