Difference between revisions of "Amerikaanse boormossel"

From Coastal Wiki
Jump to: navigation, search
(<span style="color:#00787A">Verspreiding in België</span>)
(<span style="color:#00787A">Verspreiding in onze buurlanden</span>: +ref)
Line 50: Line 50:
 
===<span style="color:#00787A">Verspreiding in onze buurlanden</span>===
 
===<span style="color:#00787A">Verspreiding in onze buurlanden</span>===
  
TEKST
+
De Amerikaanse boormossel werd voor het eerst in Europa waargenomen in Essex in het zuidoosten van Groot-Brittannië. Rond 1890 werden veel [[Amerikaanse oester|Amerikaanse oesters]] ''Crassostrea virginica'' in die streek geïmporteerd, waartussen de boormossel vertoefde en zo per ongeluk meekwam. Van hieruit verspreidde dit schelpdier zich op een natuurlijke wijze in noordelijke richting tot aan de Humbermonding. De larven van de Amerikaanse boormossel leven vrij in de waterkolom en laten zich passief meevoeren met de heersende stromingen. Zo bereikte deze soort het Europese continent en dit voor het eerst in 1899 aan onze Belgische kust. Van hieruit verspreidde de Amerikaanse boormossel zich vooral noordwaarts. In 1906 werd de soort al in het noorden van Nederland (Vlieland) gesignaleerd en palmde vervolgens het Duitse Waddengebied in. In 1907 bereikte dit weekdier de Deense Noordzeekust en in 1910 het Skagerrak tussen Denemarken en Zweden. Twintig jaar later werd deze boormossel zelfs aangetroffen in het westelijk deel van de Baltische Zee [2,3,6] <ref name = 2a> </ref><ref name = 3a> </ref><ref name = 6a> </ref>.
 
+
In zuidelijke richting verliep de verspreiding van de Amerikaanse boormossel heel wat moeizamer. In 1903 werden de eerste exemplaren in Duinkerke gevonden. In 1910 zag men deze boormossel ook in Calais en in 1914 in Boulogne-sur-mer, zijn meest zuidelijke punt tot nu toe. Wetenschappers wijten deze moeizame zuidelijke verspreiding aan de overheersende stromingen aan onze Noordzeekusten: deze verplaatsen zich namelijk vanuit het zuidwesten naar het noordoosten, waardoor de vrijlevende larven moeilijk naar het zuiden getransporteerd worden [2,3,6]<ref name = 2a> </ref><ref name = 3a> </ref><ref name = 6a> </ref>.
 +
Sinds de snelle gebiedsuitbreiding in het begin van vorige eeuw is er weinig veranderd in de verspreiding van de soort [3]<ref name = 3a> </ref>. Op sommige plaatsen is hij echter achteruitgegaan of verdwenen, zoals in de Deense Waddenzee. Vermoedelijk lag dit aan een gebrek aan aanpassingsvermogen, plaatselijke parasieten of concurrentie [10,11]<ref name = 10a>Jensen, KT. (1992). Macrozoobenthos on an intertidal mudflat in the Danish Wadden Sea: comparisons of surveys made in the 1930s, 1940s and 1980s. Helgol. Meeresunters. 46(4): 363-376. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=125923 details]</ref><ref name = 11a>Wouters, D. (1993). ''Petricola pholadiformis'' Lamarck, 1818 en ''Scrobicularia plana'' (Da Costa, 1778) verdwenen uit de Deense Waddenzee. De Strandvlo 13(2-3): 84-85. [http://www.vliz.be/imis/imis.php?module=ref&refid=18803 details]</ref>.
 
<P>
 
<P>
 
<BR>
 
<BR>
 
<P>
 
<P>
 
 
  
 
===<span style="color:#00787A">Wijze van introductie</span>===
 
===<span style="color:#00787A">Wijze van introductie</span>===

Revision as of 11:46, 5 October 2011

Category:Revision


Amerikaanse boormossel
De Amerikaanse boormossel Petricola pholadiformis kwam oorspronkelijk enkel langs de oostkust van Noord-Amerika voor, maar werd omstreeks 1890 naar Europa gebracht (Engeland) samen met het transport van Amerikaanse kweekoesters Crassostrea virginica. De planktonische larven van de boormossel konden vervolgens de rest van Europa bereiken door mee te liften in zeestromingen. De soort werd voor het eerst in Belgische wateren waargenomen in Nieuwpoort in 1899. Nu leeft de soort vooral ter hoogte van onze Oost- en Middenkust. Deze tweekleppige boort gangen in turf- en veenblokken, hout, harde klei en kalksteen. In aanspoelende veenblokken zijn vaak levende individuen terug te vinden. Lege schelpen spoelen vaak aan op onze stranden.



Wetenschappelijke naam

Petricola pholadiformis (Lamarck, 1818)


Oorspronkelijke verspreiding

De Amerikaanse boormossel was oorspronkelijk enkel gevestigd langs de Oostkust van Amerika: van de Golf van St-Lawrence in Canada tot in de Golf van Mexico [1][1].

Deze soort boort zich een gang in turf- en veenlagen, hout, harde klei en kalksteen, waar het de rest van zijn leven in verblijft. Jonge individuen worden ook wel eens tussen mosselbanken waargenomen. Hun woongebied strekt zich uit vanaf de uiterste laagwaterlijn tot midden in het zeewaarts gelegen getijdengebied [2,3][2][3].


Foto: Bruno Van Bogaert

Eerste waarneming in België

In 1899 werd in Nieuwpoort de Amerikaanse boormossel voor het eerst waargenomen [4] [4]. Kort daarna werd nog melding gemaakt van de soort, namelijk in 1900 en 1901 in Koksijde en Wenduine en in 1902 verspreid tussen Klemskerke en Blankenberge [5,6] [5][6].


Verspreiding in België

Sinds 1901 wordt de Amerikaanse boormossel als een algemene soort voor onze kust beschouwd [6][6]. Een studie van de klei- en turfbanken te Raversijde (Oostende) wees uit dat de Amerikaanse boormossel er veel voorkwam in de eerste helft van de 20ste eeuw [7][7] en ook meer recente studies bevestigen het succes van deze tweekleppige boorder in onze kuststreek [8][8].

Gegevens van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO - Visserij) tonen aan dat de Amerikaanse boormossel vooral wordt aangetroffen in de kustzone van het Belgisch deel van de Noordzee, meerbepaald in het oostelijke deel - van Zeebrugge tot aan de Scheldemonding - in de nabijheid van oude of nieuwe loswallen. Onderzoekers van het ILVO - Visserij stelden wel vast dat het voorkomen van de soort vanaf de jaren 1990 vanuit Zeebrugge meer opschuift naar het oosten toe, waarbij de grootste aantallen gevonden worden nabij de Scheldemonding. Eind de jaren 1980 werd de soort nog sporadisch waargenomen langs de westelijke kustzone, maar in de daaropvolgende jaren werden geen waarnemingen meer gedaan… [9][9]


Verspreiding in onze buurlanden

De Amerikaanse boormossel werd voor het eerst in Europa waargenomen in Essex in het zuidoosten van Groot-Brittannië. Rond 1890 werden veel Amerikaanse oesters Crassostrea virginica in die streek geïmporteerd, waartussen de boormossel vertoefde en zo per ongeluk meekwam. Van hieruit verspreidde dit schelpdier zich op een natuurlijke wijze in noordelijke richting tot aan de Humbermonding. De larven van de Amerikaanse boormossel leven vrij in de waterkolom en laten zich passief meevoeren met de heersende stromingen. Zo bereikte deze soort het Europese continent en dit voor het eerst in 1899 aan onze Belgische kust. Van hieruit verspreidde de Amerikaanse boormossel zich vooral noordwaarts. In 1906 werd de soort al in het noorden van Nederland (Vlieland) gesignaleerd en palmde vervolgens het Duitse Waddengebied in. In 1907 bereikte dit weekdier de Deense Noordzeekust en in 1910 het Skagerrak tussen Denemarken en Zweden. Twintig jaar later werd deze boormossel zelfs aangetroffen in het westelijk deel van de Baltische Zee [2,3,6] [2][3][6]. In zuidelijke richting verliep de verspreiding van de Amerikaanse boormossel heel wat moeizamer. In 1903 werden de eerste exemplaren in Duinkerke gevonden. In 1910 zag men deze boormossel ook in Calais en in 1914 in Boulogne-sur-mer, zijn meest zuidelijke punt tot nu toe. Wetenschappers wijten deze moeizame zuidelijke verspreiding aan de overheersende stromingen aan onze Noordzeekusten: deze verplaatsen zich namelijk vanuit het zuidwesten naar het noordoosten, waardoor de vrijlevende larven moeilijk naar het zuiden getransporteerd worden [2,3,6][2][3][6]. Sinds de snelle gebiedsuitbreiding in het begin van vorige eeuw is er weinig veranderd in de verspreiding van de soort [3][3]. Op sommige plaatsen is hij echter achteruitgegaan of verdwenen, zoals in de Deense Waddenzee. Vermoedelijk lag dit aan een gebrek aan aanpassingsvermogen, plaatselijke parasieten of concurrentie [10,11][10][11].


Wijze van introductie

TEKST


Redenen waarom deze soort zo succesrijk is in onze contreien

TEKST


Factoren die de verspreiding beïnvloeden

TEKST


Effecten of potentiële effecten en maatregelen

TEKST


Specifieke kenmerken

TEKST


Weetjes

TITEL

TEKST


Geraadpleegde bronnen

  1. Cohen, A.N.; Carlton, J.T. (1995). Nonindigenous aquatic species in a United States estuary: a case study of the biological invasions of the San Francisco Bay and delta. NOAA: USA. 251 pp. details
  2. 2.0 2.1 2.2 van Benthem Jutting, T. (1943). Mollusca(I) C. Lamellibranchia. Fauna van Nederland, 12. A.W. Sijthoff: Leiden, The Netherlands. 477 pp. details Cite error: Invalid <ref> tag; name "2a" defined multiple times with different content Cite error: Invalid <ref> tag; name "2a" defined multiple times with different content
  3. 3.0 3.1 3.2 3.3 Wouters, D. (1993). 100 jaar na de invasie van de Amerikaanse boormossel: de relatie Petricola pholadiformis Lamarck, 1818 / Barnea candida Linnaeus, 1758. De Strandvlo 13(1): 3-39. details Cite error: Invalid <ref> tag; name "3a" defined multiple times with different content Cite error: Invalid <ref> tag; name "3a" defined multiple times with different content Cite error: Invalid <ref> tag; name "3a" defined multiple times with different content
  4. Loppens, K. (1902). Petricola pholadiformis L. Bull. Soc. Malac. Belgique XXXVII: XLI-XLII. details
  5. Dupuis, P.; Putzeys, S. (1902). Note concernant la découverte du Petricola pholadiformis en Belgique. Ann. Soc. Roy. Zool. Bel. 37: 4. details
  6. 6.0 6.1 6.2 6.3 Schouteden, H. (1907). Distribution géographique actuelle de Petricola pholadiformis en Europe Ann. Soc. R. Zool. Malacol. Bel. 42: 64-66. details Cite error: Invalid <ref> tag; name "6a" defined multiple times with different content Cite error: Invalid <ref> tag; name "6a" defined multiple times with different content Cite error: Invalid <ref> tag; name "6a" defined multiple times with different content
  7. Jocqué, R.; van Damme, D. (1971). Inleidende oecologische studie van klei- en turfbanken in de getijdenzone te Raversijde (België). Biol. Jb. Dodonaea 39: 157-190. details
  8. Degraer, S.; Wittoeck, J.; Appeltans, W.; Cooreman, K.; Deprez, T.; Hillewaert, H.; Hostens, K.; Mees, J.; Vanden Berghe, E.; Vincx, M. (2006). De macrobenthosatlas van het Belgisch deel van de Noordzee. Federaal Wetenschapsbeleid: Brussel, Belgium. ISBN 90-810081-5-3. 164, photographs, 1 cd-rom pp. details
  9. Groep Biologische Milieumonitoring van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek, Onderzoeksdomein Visserij (ILVO - Visserij). Ongepubliceerde data, geanalyseerd in functie van monitoringsopdrachten voor de Federale Overheid (FOD Economie, in kader van zandwinning) en Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - Administratie Waterwegen en Zeewezen - Afdeling Maritieme Toegang (in kader van baggerwerken en loswallen).
  10. Jensen, KT. (1992). Macrozoobenthos on an intertidal mudflat in the Danish Wadden Sea: comparisons of surveys made in the 1930s, 1940s and 1980s. Helgol. Meeresunters. 46(4): 363-376. details
  11. Wouters, D. (1993). Petricola pholadiformis Lamarck, 1818 en Scrobicularia plana (Da Costa, 1778) verdwenen uit de Deense Waddenzee. De Strandvlo 13(2-3): 84-85. details